Brendley
Muller
Brendley Muller is de jongste uit een gezin van vijf. Met zijn vader en moeder kwam hij in 1950 uit Indonesië in de Andoornstraat in Malburgen West terecht. De start verliep niet vlekkeloos.
Vader vertrok algauw naar Amerika en moeder liep TBC op, verbleef drie jaar in een kliniek, en de kinderen belandden in een weeshuis in Den Haag. In 1954 keerden ze terug naar Arnhem en ging hun Malburgse leven van start.
Malburgen West was een piepklein wijkje met veel flats, veel bomen, veel ruimte en weinig verkeer. De uiterwaarden, de baggergaten bij de Rijn, de rolschaatsbaan en het De Monchyplein, het speelgebied van de Malburgse kinderen was eindeloos.
“Eén groot
déjà vu”
Hoewel het leven in West goed was, trok het gezin na een poos naar de Bereklauwstraat en ging midden tussen ‘de Hollanders’ wonen om beter te kunnen integreren. Dat lukte, hoewel de straat de garnalenpasta die Brendleys moeder in de keuken gebruikte in het begin niet zo kon waarderen. In Malburgen Oost wachtte Brendley een nieuw leven met een nieuw centrum van de wereld: Hotel Zuid.
​
Op zaterdag van zeven tot elf zaten hij en zijn Indische vrienden aan de bar te lonken, knipogen en kijken naar de meisjes. Ze hadden zelfs een speciale outfit voor de belangrijkste avond van de week. Luister maar naar Brendleys verhaal, dan hoor je hoe die eruitzag. In Hotel Zuid ontdekte hij ook de popmuziek. Met de bandjes waar hij in ging spelen, trok Brendley het land in en de stad uit.
​
Na al zijn muzikale avonturen is Brendley teruggekeerd naar Arnhem en woont hij weer in Malburgen West. Bovenop de vroegere rolschaatsbaan staat zijn flat. Als Brendley door zijn oude buurt loopt, is zijn leven één groot déjà vu. De scharensliep, de schillenboer, het is er nog. Wandelend langs de bomen, dezelfde die er vroeger stonden, ziet hij het allemaal voor zich.
Ineke
Siepermann
Ineke Siepermann woont al 45 jaar in Het Duifje, maar groeide op in Malburgen Oost. Ze werd geboren in de Kalmoesstraat. De wijk was nog niet zo groot en omringd door weilanden, waar het fijn slootjespringen was.
Na de oorlog heerste er een tekort aan woningen. De eerste kern in Arnhem Zuid, waar Ineke is opgegroeid, is in de jaren vijftig gebouwd. Niemand wilde er wonen. Inekes ouders en haar oma, bij wie ze inwoonden, werden over de rivier gelokt met de belofte aan gratis behang en lampen bij het betreden van hun splinternieuwe huis. Na haar achtste verhuisde het gezin naar een flat op de Huissensestraat.
“Buikschuivers
en bordeel-
sluipers”
Er was nog bijna geen verkeer op de weg en Ineke mocht alleen op pad naar de sigarenboer in het winkelcentrum bij de Kamillelaan om sigaretten te kopen voor haar moeder, een pakje North State. Haar vader leerde haar schaatsen aan de Visserslaan, uren reed ze rondjes over de slootjes door de buurt, en zwemmen gebeurde in het Rijnbad.
Toen Ineke om slootjes niks meer gaf omdat tieners nou eenmaal liever gaan dansen, was Hotel Zuid de aangewezen plek. Op zaterdagavond stroomde de dansvloer vol met buikschuivers en bordeelsluipers, ofwel vetkuiven en artistiekelingen, die niets van elkaar wilden weten en regelmatig ruzieden met elkaar. Wie luistert naar Inekes verhaal, hoort hoe spannend dat was.
Hotel Zuid is ook de plek waar Ineke op zondagochtend stiekem koffiedronk met een vriendin terwijl ze eigenlijk op de houten banken in de katholieke Sacramentskerk hadden moeten zitten.
Dat jongeren niet altijd zin hebben om naar preken te luisteren,
wisten ze bij de kerk toen ook al wel. In Malburgen konden ze daarom naar de beatmis, maar dat hielp bij Ineke niet. Naar het Trefcentrum, ook een initiatief van de kerk, ging ze wel. Ze leerde er walsen. Maar haar hart werd gestolen in Hotel Zuid. Door de blues.